Strandweg 21 | 3151 HV | Hoek van Holland | 0174-382898

De rol van het Fort

Fort aan den Hoek van Holland en het Militair Kustverdedigingsmuseum in de geschiedenis van Rotterdam en Hoek van Holland

Hoek van Holland maakt sinds 1 januari 1914 deel uit van de gemeente Rotterdam. Op dat moment bevond zich een, voor onze landsverdediging, belangrijk vestingwerk in Hoek van Holland, dus binnen de grenzen van de stad.
Door het gereedkomen van de Nieuwe Rotterdamsche Waterweg was de haven van Rotterdam in drie uur vanuit de Noordzee bereikbaar geworden voor zeeschepen, dus ook voor oorlogsschepen met vijandige bedoelingen zoals het veroveren van de havens en het aan land zetten van troepen. Dit was een potentiele bedreiging van de haven en het achterland. Indien een vijand een sterk leger via Rotterdam aan land kon zetten en bevoorraden zou de verovering van ons land een kwestie van tijd zijn.

Om deze reden kreeg het buurtschap Hoek van Holland, gelegen binnen de gemeente ’s-Gravenzande een belangrijke strategische positie binnen onze landsverdediging. De toenmalige Nederlandse regering besloot dan ook tot de bouw van een groot kustverdedigingsfort met moderne en zware bewapening om de ingang van de Nieuwe Rotterdamsche Waterweg te beveiligen. Dit vestingwerk werd gebouwd tussen 1881 en 1889 en bij Koninklijk Besluit door Koning Willem III in dienst gesteld als vestingwerk der 1e klasse.
De indienststelling van dit fort had grote gevolgen voor Hoek van Holland. Rondom het fort mocht zonder toestemming van het Ministerie van Defensie niets worden gebouwd (De Kringenwet 1853). Dit veroorzaakte een tweedeling in de bebouwing van het dorp, bestaande uit de Oude- en Nieuwe Hoek, wat nog steeds zichtbaar is. Ook werd Hoek van Holland een garnizoensplaats waardoor er vele militairen in het dorp verbleven. Zij woonden en werkten in het dorp en huwden met meisjes uit de gemeenschap. Thans zijn er nog nakomelingen woonachtig in het dorp van deze militairen. De ingebruikname van het fort zorgde ook voor werkgelegenheid binnen de Hoekse gemeenschap. Het fort is tot 1978 bij het Ministerie van Defensie in gebruik geweest. Het vestingwerk heeft twee Wereldoorlogen en de Koude oorlog doorstaan.

In de 131 jaar van haar bestaan hebben in er rond het vestingwerk vele gebeurtenissen plaats gevonden. Een van deze gebeurtenissen verdient een zeer belangrijke plaats in onze vaderlandse geschiedenis. Dat was de laatste vergadering van het Nederlandse kabinet op vaderlandse bodem. Op 13 mei 1940 vergaderde het Kabinet De Geer in het fort. Onder het geweld van Duitse aanvallen nam men daar twee belangrijke besluiten. Als eerste de overdracht van het Landsbestuur aan Generaal Winkelman, opperbevelhebber van het Nederlandse leger. Als tweede het besluit de Nederlandse regering naar elders te verplaatsen, te weten Engeland. In de namiddag vertrokken de ministers om zich bij Koningin Wilhelmina te voegen en voor vijf jaar in ballingschap te gaan.
Na de oorlog heeft de enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940 – 1945 vastgesteld dat het besluit, genomen in het Fort aan den Hoek van Holland, om de zetel van de regering naar Engeland te verplaatsen een der belangrijkste beslissingen was van de gehele oorlogsperiode.
De geschiedenis van het fort en deze gebeurtenis brengen het vestingwerk, gezien in de tijd, op een lijn met belangrijke cultuurhistorische gebouwen als kasteel Loevestijn en het Muiderslot.

Naast het feit dat het fort, zeker na de restauratie van de buitenzijde, het best geconserveerde kustverdedigingfort van ons land is, heeft het museum in het gebouw daar door een duidelijke meerwaarde. Door middel van voorwerpen, uniformen en diorama’s geeft de expositie een beeld van de laatste Kabinetsvergadering, het leven en werken van de vele dienstplichtige soldaten gedurende al die jaren in het fort, Hoek van Holland als garnizoens-plaats en de overige belangrijke gebeurtenissen in het fort en het dorp Hoek van Holland.
Gelet genoemde feiten is het vreemd dat zich thans blijkbaar een discussie ontspint over het feit of het oude vestingwerk, tevens Rijksmonument, een stedelijke- of plaatselijke voorziening is.
Vanwege het voormalige belang voor de landsverdediging en de laatste Kabinetsvergadering is het bouwwerk naar de overtuiging van velen eerder een nationale voorziening als een plaatselijke voorziening. Echter daar Hoek van Holland een deel is van de stad Rotterdam en het fort ook werd gebouwd om de belangen van Rotterdam te verdedigen is het bouwwerk in de tweede plaats een significante stedelijke voorziening.

Ook van wege het feit dat Rotterdam onder andere door een actief sloopbeleid in de 19e eeuw en het geweld van de Tweede Wereldoorlog in de 20e eeuw zeer weinig cultuurhistorische monumenten heeft is het belangrijk om zuinig te zijn op datgene wat er nog is. Onder deze cultuurhistorische monumenten neemt het Fort aan den Hoek van Holland, met als extra het museum, samen met de omringende gebouwen, de militaire kantine (M-gebouw), het liftgebouw en de twee voormalige militaire woningen uit 1881 een belangrijke plaats in.

Tot slot een verwijzing naar een statement van de ICCROM (Internationale Organisatie voor de Conservatie van het Culturele Erfgoed). Deze internationale organisatie is een onderdeel van UNESCO.

                  icc-logo

“Het cultureel erfgoed wereldwijd is te vergelijken met een grote puzzel. Elk monument, elk object is een onvervangbaar stukje in het gehele plaatje. Elk stukje geeft ons informatie over onze afkomst, ontwikkeling en onze huidige samenleving. Iedere vondst en elke nieuwe interpretatie voegen weer een stukje aan de puzzel toe en maakt het gehele plaatje overzichtelijker en duidelijker. Elk stukje van deze puzzel moet door ons beschermd worden, zodat ook toekomstige generaties de kans krijgen de puzzel in elkaar te zetten en het totale plaatje te zien”.

De meeste mensen zijn zich niet bewust van het feit dat ons culturele erfgoed onder druk staat, onder andere door natuurrampen, oorlogen of door ander menselijk ingrijpen als verwaarlozing, sloopwoede en economische belangen als bezuinigen of verkoop met of zonder het oogmerk winst te maken. Op deze wijze dragen wij bewust of onbewust bij aan de vernieling van onze cultuurschatten”.