HET VERZET IN HOEK VAN HOLLAND

Inleiding.

Nadat het Duitse leger op 10 mei 1940 op verraderlijke wijze in de nachtelijke uren ons land met een grote troepenmacht was binnengevallen en op 14 mei de stad Rotterdam had gebombardeerd moest het Nederlandse leger capituleren. Om niet in Duitse handen te vallen moesten Koningin en ministers op 14 mei uitwijken naar Engeland.

Na de capitulatie van het Nederlandse leger kwam de Duitse bezettingsmacht. Op dat moment wist de bevolking niet wat haar overkwam en hoe men moest omgaan met de ontstane situatie. De meeste mensen pakten dus de draad maar weer op en gingen weer naar het werk en naar school. Het leven onder de bezetter viel wel mee. De Duitsers gedroegen zich netjes en vriendelijk. De machthebbers in Duitsland onder Adolf Hitler wilden de Nederlandse bevolking voor zich winnen omdat het ‘Germaanse broeders’ waren. Zij wilden ons land geruisloos inlijven bij het ‘Groot-Duitse Rijk’. Als blijk van ‘goede wil’ liet men zelfs de krijgsgevangen genomen Nederlandse soldaten vrij.

Enkele Nederlanders beseften echter al snel dat het allemaal niet zo mooi was als het leek en dat de bevolking haar vrijheid kwijt was. Al in mei 1940 ontstonden de eerste vonken van verzet tegen de bezetters. Omstreeks 15 mei 1940 begon de Vlaardinger Bernard IJzerdraat met de uitgave van een illegaal pamflet, “Geuzenactie” genaamd. Dit pamflet, genummerd 2, moest als een kettingbrief worden verspreid onder de mensen die zich tegen de bezetter wilde verweren. Zij wilde zich, net als de vroegere Geuzen zich tegen het Spaanse juk verzette, opnieuw tegen een overheerser verzetten.

Rond Bernard IJzerdraat vormde zich al snel een verzetsgroep die zich ook ging bezig houden met sabotage en spionage. Zij hadden echter geen ervaring en materiaal om effectief verzet te plegen. Door naïviteit en verraad kwamen de Duitsers op het spoor van de snel groeiende verzetsgroep.

Bernhard IJzerdraad werd op 25 november 1940 te Haarlem gearresteerd. Bij huiszoeking vond de SD een lijst met namen van de verzetsmensen. Hierna werden eind 1940, begin 1941 enkele honderden Geuzen opgepakt en opgesloten in de gevangenis van Scheveningen. Daar werden een aantal zwaar mishandeld door de Duitsers. De Maasluizer Jaques Boezeman werd op 9 januari 1941 doodgeslagen. Op 13 maart 1941 werden 15 Geuzen, waaronder Bernhard IJzerdraad, en 3 februaristakers door de Duitsers op de Waalsdorpervlakte doodgeschoten. 179 Geuzen werden opgesloten in concentratie-kampen waarvan er 56 in die kampen stierven.

Inmiddels had de Duitse marine de kustverdediging rond Hoek van Holland aanzienlijk versterkt. In verband met de strategische ligging van het dorp aan de monding van de Nieuwe Waterweg en daarmee de toegang tot de Rotterdamsche havens had men zwaar kustgeschut, veel luchtdoelgeschut en antitankgeschut naar Hoek van Holland overgebracht. Rotterdam was nu voor de Duitsers een zeer belangrijke zeehaven. Nadat de slag om Engeland door de Luftwaffe was verloren ging het Duitse opperbevel rekening houden met een geallieerde invasie op de Europese kust. Men besloot toen een betonnen

verdedigingslinie te bouwen van de Noordkaap in Noorwegen tot de Spaanse grens, de Atlantikwall. Hierdoor kon men ook meer soldaten inzetten voor de inval in de Sovjet-Unie.

Ook bij Hoek van Holland zou men in 1942 de kust verder gaan versterken met zware bewapening en betonnen bunkers. Men maakte hier een versterkt punt van de Atlantikwall, een zogenaamd “Verteidigungs Bereich V.B. Hierdoor legerde men ook veel Duitse militairen in en rond Hoek van Holland. 21 januari 1944 kreeg Hoek van Holland het predicaat “Festung” en hoorde daarmee tot de zwaarst versterkte punten langs de Atlantikwall. Er waren toen ongeveer 7000 Duitse militairen in het gebied geconcentreerd. Het gebied van Hoek van Holland kon men alleen betreden met een, door de Duitsers, verstrekte toegangspas of bijzondere toegangspas. Een zogenaamde ‘Ausweiss of Sonder-ausweiss’. Rondom het versterkte gebied werden twee diepe tankgrachten gevuld met water aangelegd. In de binnenste tankgracht, rond het dorp Hoek van Holland, waren drie doorgangen. In de buitenste tankgracht, waarbinnen ’s-Gravenzande en een klein deel van Monster lagen, waren vier doorgangen gemaakt. Bij de doorgangen, welke men kon afsluiten met betonnen rolversperringen, bevonden zich 24 uur per dag controleposten van het Duitse leger en werd het in- en uitgaande verkeer streng gecontroleerd.

De Duitse militaire overmacht in het gebied en de vele controle posten maakte het moeilijk voor verzetsgroepen om in het gebied te opereren. Toch gebeurde dit met gevaar voor eigen leven.

Controle bij sperre  Monsterseweg te ‘s-Gravenzande

 

De verzetsgroep “Albrecht”.

In mei 1940 was in Hoek van Holland een Nederlandse officier gelegerd bij het Kustartillerie, detachement Hoek van Holland. Zijn naam was H.G. de Jonge, 2e luitenant, ingedeeld bij de 3e Depotcompagnie Kustartillerie te ’s-Gravenzande. Zijn commandant was kapitein Daems. Dit bleek een NSB-er te zijn. Hij werd na de oorlog tot 7 jaar gevangenisstraf veroordeeld.

Na de capitulatie van het Nederlandse leger en een korte krijgsgevangenschap werd luitenant de Jonge vrijgelaten. In 1942 kregen de oud-officieren van het Nederlandse leger opdracht van de Duitse autoriteiten om zich te melden en alsnog in Duitse krijgsgevangenschap te gaan. Luitenant de Jonge zag dit niet zitten en besloot toen naar Engeland te vluchten. Hij wist via Frankrijk, Spanje, Portugal, Curaçao en New York het Engelse Bristol te bereiken. In Engeland werd hij opgeleid om het verzet in Nederland te organiseren, agenten te begeleiden en inlichtingen te verzamelen. Hierna werd hij per vliegtuig naar Nederland gebracht en in de nacht van 11 op 12 maart 1943 per parachute boven Drenthe, bij Hooghalen, gedropt. Hij had een radiozender bij zich om contact met Engeland te onderhouden. De Jonge kreeg voor deze operatie de codenaam “Albrecht”. Al snel verzamelde hij 15 man om zich heen en trok naar Den Haag. De verzetsgroep “Albrecht” was een feit. Men concentreerde zich op het verzamelen van militaire inlichtingen in het westelijk kustgebied, dus ook binnen het versterkte Hoek van Holland. Later spioneerde men in het hele land. Binnen het Hoekse gebied werd veel werk verricht door de groep “Albrecht”. Leden van de groep infiltreerden in de groepen Nederlandse arbeiders die verplicht te werk waren gesteld bij de bouw van de bunkers in Hoek van Holland en op Rozenburg-De Beer..

Zo brachten zij de bunkerbouw, bewapening en sterkte van het “Verteidigungs Bereich” (V.B.) en de latere “Festung Hoek van Holland” in kaart. Eind mei 1943 had de groep een compleet overzicht van de Duitse militaire macht en de wijze waarop zij de verdediging van Nederland had georganiseerd. Deze gegevens bestaande uit 400 pagina’s informatie stond op micro foto negatieven.

Rapport van de Verzetsgroep Albrecht.

 

Het lukte echter niet om deze gegevens via Zwitserse route in Engeland te krijgen. Omdat  de Jonge zelf voor overleg naar Engeland wilde besloot hij om zelf via Spanje de informatie naar Engeland te brengen. Op 8 november 1943 werd de Jonge aan de voet van de Pyreneeën gearresteerd. De 650 microfoto’s met informatie werden ontdekt. Hij werd via Parijs overgebracht naar Den Haag waar hij door leden van SD en SS regelmatig zwaar werd mishandeld, ze wisten hem niet te breken. In juli 1944 werd de Jonge veroordeeld tot drie maal doodstraf wegens spionage, wapenbezit en breken erewoord. De doodstraf werd niet voltrokken en hij werd afgevoerd naar Duitsland waar hij in diverse gevangenissen en kampen terecht kwam. Uiteindelijk werd hij bevrijd door Amerikaanse troepen en op 7 mei 1945  kwam de Jonge in een bevrijd Nederland terug uit zijn gevangenschap.

De groep “Albrecht” was een van de meest succesvolste verzetsgroepen in ons land. Zo zette zij een landelijk netwerk op van koeriersdiensten en zorgde zij voor het overbrengen van onderduikers en geallieerde vliegers vanuit het bezette gebied via de Biesbosch naar Brabant. Ook hadden zij personen tussen de arbeiders die door de Duitsers werden gedwongen bunkers te bouwen. Deze maakte tekeningen van de Duitse vestingwerken.

 

Verzet binnen Hoek van Holland.

Het was voor de lokale bevolking in Hoek van Holland vanwege de grote Duitse bezetting erg moeilijk om plaatselijk verzet te organiseren. In 1941 werd er voorzichtig een ondergrondse verzetsgroep opgericht in het dorp. De groep bestond uit 14 leden. Het verzet was georganiseerd rond dokter K.M. Knip, een Hoekse huisarts, die een coördinerende rol vervulde. Men hield zich voornamelijk bezig met spionage.

In 1942 Duitsers begonnen de Duitsers met de aanleg van veel verdedigingswerken en het plaatsen van veel soorten geschut en ander wapens in het gebied van Hoek van Holland en ’s-Gravenzande. Diverse Nederlandse arbeidskrachten die verplicht werden aan de bunkerbouw te werken probeerden zich hieraan te onttrekken door een doktersattest te krijgen waarin stond dat zij niet konden werken. Toen er te veel mannen kwamen met maag- en hartklachten bedacht dokter Knip een andere oplossing. Hij gaf ze  met een houten hamer een klap op de linkerhand. Met de gekneusde hand konden ze niet werken.

Door de bouw van de Atlantikwall namen ook de militaire activiteiten langs de kust sterk toe. Voor Hoek van Holland en ’s-Gravenzande betekende dit dat het grootste deel tot “Sperrgebied” werd verklaard. Er werden veel woningen in het dorp ontruimd en daarna gevorderd voor de militairen of gesloopt ten behoeve van de bunkerbouw of schootsveld. De bewoners moesten het gebied verlaten. Een aantal inwoners zag echter kans om in het dorp te blijven wonen omdat zij nodig en nuttig waren voor de bezetter. Dat waren onder andere politiemensen, brandweermensen, leden van de EHBO, mensen van het elektriciteitsbedrijf, gasbedrijf en waterleidingbedrijf.

Een aantal van deze achterblijvers hielden zich voornamelijk bezig met het signaleren van troepenbewegingen, het noteren van de kentekens van de auto’s en de kentekens van de diverse legeronderdelen. Ook nam men scheepsbewegingen van schnellboten, konvooien en andere oorlogsschepen op de Nieuwe Waterweg waar. Men luisterde regelmatig ’s-nachts naar de nieuwsberichten uit Engeland. Deze nieuwsberichten werden opgeschreven en via de secretarie verspreid onder de mensen.

In 1943 namen de werkzaamheden van de Hoekse verzetsmensen toe en kwamen zij ook in contact met verzetsmensen van groepen uit het Westland en Maassluis. De laatste groepen concentreerde zich op het Staelduinse bos. De meest actieve verzetsgroepen waren die uit Naaldwijk en Honselersdijk. In het bos bevond zich een groot bunkercomplex, het hoofdkwartier van de Duitse commandant en latere Festungkommandant Hoek van Holland.

Uiteindelijk bleven er nog ongeveer tachtig personen in het dorp wonen, waaronder een aantal verzetsmensen. Zij konden door hun werkzaamheden woningen, kantoren en magazijnen betreden die in gebruik waren bij de Duitsers. Zij zagen kans om op deze manier gegevens te verzamelen. Ook nam men wel eens magazijngoederen weg ten behoeve van het verzet. Door alle bouwactiviteiten waren er ook veel arbeiders nodig. Veel van hen waren gevorderde arbeidskrachten in dienst van de “Arbeidsinzet”. Ook onder deze arbeiders  mengden zich verzetsmensen die de bunkers en bunkercomplexen in tekenden en in kaart brachten.

Verder maakte het verzet gebruik van een jonge Duitse militair. Deze Oberfeldwebel, Eugen Düringer bleek een felle anti-nazi. Zijn vader was overleden in een concentratiekamp. Hij werkte op kantoor in het Staelduinse bos en kon hierdoor noodzakelijke papieren aan het verzet leveren. Zo heeft hij een zeer geheime stafkaart van de Festung gestolen en leverde die met uitleg van de symbolen aan het verzet. Verder maakte hij schetsen van de verdedigingswerken. Toen hij werd overgeplaatst naar De Beer werkte hij daar samen met de jachtopzichter Pols en de wachtmeester van de Rozenburgse politie Heijndijk om daar tekeningen te maken van de verdedigingswerken. Ook bemachtigde hij kaarten waarop de ligging van de telefoonlijnen was aangegeven, zodat het verzet deze eventueel kon saboteren. Het verzet gaf hem de bijnaam Joop en zorgde dat Eugen burgerkleding kreeg en een vals Nederlands persoonsbewijs op naam van Petrus Johannes ten Horn, geboren te Maastricht, van beroep chemicus, wonende te Maassluis. Tegen het eind van de oorlog werd hij door het verzet geholpen om onder te duiken.

Kaart van de Festung Hoek van Holland.

 

Alle verkregen inlichtingen werden door verzetsmensen op papier gezet in de vorm van rapporten en tekeningen. Deze berichten werden in viervoud getypt, één voor Maassluis, één voor het districtscommando in Maasland en één voor de militaire adviseur voor het Westland te Delft. De tuinder Leendert Valstar uit Naaldwijk, lid van de Landelijke Knok Ploegen (L.K.P). speelde de gegevens door aan de contactpersoon van de Groep Albrecht en de O.D. (Ordedienst) in Rotterdam. “Valstar werd op 4 september 1944 in kamp Vught gefusilleerd”.

Honselersdijk werd het centrale punt voor het spionagewerk. Van hier werden de berichten per koerier(ster) naar Maassluis gebracht of bij de contactpersonen van de Groep Albrecht en de Ordedienst (O.D) te Rotterdam. De informatie ging van hier verder naar de inlichtingendiensten van de geallieerde legers. Mede dank zij deze informatie konden de geallieerde vliegers gerichte bombardementen uitvoeren op Duitse doelen. De resultaten van deze acties werden door het verzet weer doorgegeven aan de inlichtingendiensten.

Verzetsrapport met aantallen, locatie en beschrijving van bunkers en wapens.

 

De verzetsmensen in de Hoek werkten vanuit het politiebureau aan de Prins Hendrikstraat 228, de voormalige winkel van drogist en fotohandelaar Arie de Hoog. Van dit verzet waren onder andere lid: dokter K.M. Knip, A. van Mastrigt, Ph. Oprel, de politieagenten S. Hoekstra en J.A. van Duin. Tegen het eind van de oorlog beschikte zij over Engelse machinepistolen, stenguns. Deze wapens werden verborgen onder de banken in het politiebureau.

Eind 1944 kwam er een lanceereenheid V2 raketten naar Hoek van Holland. Ook deze eenheid was een geliefd doel voor de spionage activiteiten van het verzet. Dankzij de verzamelde gegevens konden de geallieerde bommenwerpers aanvallen uitvoeren op deze eenheid.

Toen het Duitse leger op 5 mei 1945 capituleerde hoorde Phulp Oprel dit nieuws op zijn illegale radio. Onmiddellijk kwamen enkele verzetsmensen bij elkaar om over de ontstane situatie te overleggen. Hoek van Holland was nog stevig in Duitse handen. Binnen de Festung bevonden zich nog ongeveer 6000 zwaar bewapende Duitse soldaten en het leek erop dat de commandant van de Festung, Oberst Neumann de wapenen nog niet wilde neerleggen.

Op zondag 7 mei besloot J.A. van Duin, die als majoor van politie tevens leider was van het kleine Hoekse verzetsgroepje, polshoogte te nemen bij de Ortskommandant van Hoek van Holland, Korvetten-Kapitän Kamenz. Behalve Ortskommandant was hij ook Marine-Hafenkommandant en derhalve de hoogste Duitse militair in het dorp. Kamenz was Marine-reserveofficier en voormalig koopvaardij kapitein der Nord Deutsche Lloyd. Van Duin ging samen met A.N.M. De Bruyn, hoofd van de hulpsecretarie en als zodanig de hoogste burgerambtenaar te Hoek van Holland naar de Ortzkommandantur. Hier hadden zij een onderhoud met Kamenz over de teruggave van in beslag genomen auto’s, boerenwagens en schrijfmachines. Dit onderhoud verliep in een goede sfeer en Kamenz beloofde de teruggave van genoemde goederen.

Aan het eind van het gesprek zei Kamenz tegen de mannen: „Der Krieg ist am Ende.” Van Duin durfde toen voorzichtig te zeggen dat hij verwachtte dat de geallieerden spoedig het militaire bestuur zouden overnemen. Hierop vroeg de Duitser of er geen ondergrondse beweging in het dorp was. De Bruyn zei nu voorzichtig: „Naar ik heb gehoord bent u er op tegen”. Kamenz antwoordde: „Natürlich nicht, bei uns in der Heimat hatten wir auch eine im letzten Kriege und ich war der Hauptmann unserer Stadt.” Hierop vroeg De Bruyn: „Dus u zou geen represaillemaatregelen nemen of de leden van de ondergrondse strijdkrachten laten arresteren”. De Ortzkommandant keek even door het raam naar het verlaten dorp en antwoordde: „Nein, unter der Bedingung dasz es verständige Leute sind und sie ehrlich handlen“ De Bruyn zei nu tegen Kamenz: „Mag ik u dan voorstellen aan onze commandant Van Duin en in uw aanwezigheid hem zijn herkenningsteken ombinden. De Bruyn haalde vervolgens een B.S. armband uit zijn zak. „Gut, amber bite ruhig” zei Kamenz. Van Duin was nu officieel B.S. commandant en beide mannen vertrokken uit de Ortzkommandantur.

Armband voor leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, Strijdend Gedeelte.

 

De Hoekse verzetsgroep durfde nu in de openbaarheid te treden. de verzetsgroep die bestond uit de: politiechef Van Duijn, agent Sander Hoekstra en de burgers Henk van Weers, Rinus Breddels, Phulp Oprel, Piet van Dop, Koos Geve, Wiebe Verweij en Krijn van Balen.

De komende dagen hield men zich rustig omdat men met zoveel zwaar bewapende Duitse soldaten geen problemen wilde veroorzaken en men de komst van de bevrijders af wilde wachten. Oberst Neumann was inmiddels overgeplaatst.

 

Men besloot nu om de ‘foute’ Nederlanders op te pakken. De wapens werden opgehaald uit het politiebureau  en met negen man opende zij de jacht op de collaborateurs die vervolgens gevangen werden gezet. Vooral loods commissaris I. Zilverschoon, een fanatieke NSB-er de ook privé zeer goede contacten had met de bezetter  en twee Nederlandse SS-ers werden stevig aangepakt. De twee geüniformeerde SS-ers bleken op bezoek te zijn in de woning van Zilverschoon. Ook de echtgenote en dochter van Zilverschoon werden opgepakt.  Om Zilverschoon en de twee SS-ers op te pakken moest Oprel met zijn stengun een salvo naar boven afschieten door het plafond

Oprel verklaarde over de arrestaties: ” Maar we hielden ons aan de regels. Al deze mensen zijn uitgeleverd aan het gerecht in Vlaardingen waar later hun straf werd bepaald of waar ze soms werden vrijgesproken. Zilverschoon en de beide SS-ers raakten gewond omdat we ze letterlijk uit hun woning moesten schieten voor ze zich overgaven”.

Op aandrang van Oprel werden in Hoek van Holland ook geen meisjes kaal geschoren die omgang gehad hadden met Duitsers. Volgens Oprel heeft men ondanks alles de grenzen van menselijkheid niet overschreden.

Hierna werd het tijd om een klein vreugde feestje te vieren. Uit een Duitse opslagplaats in een woning aan de Paardenstraat hadden de mannen vijf mandflessen met elk 25 liter  jenever gestolen. Van groenteboer de Man kregen ze een paar kisten bier.

Op 10 mei 1945 werd Hoek van Holland bevrijd door Commander Hopper van de Britse marine. Hij verscheen met een flottielje mijnenvegers bij de Hoek, nam een gok en ging aan land waarop Kapitän Kamenz de Festung aan hem overgaf. Mede dankzij de informatie van het verzet wisten de geallieerden wat men in Hoek van Holland kon aantreffen.

Graf van Bernardus IJzerdraad op de Erebegraafplaats te Loenen.

 

Naast al die militairen welke zich hebben ingezet voor de bevrijding van ons land zijn wij ook dank verschuldigd aan  al die moedige mannen en vrouwen die verzet pleegden tegen een brute bezetter en veel gevallen hun leven daarvoor gaven.

 

Bronnen:

Het mes op de keel, auteur ‘Rebel’ Uitg. 1945.

Zelden zoveel geluk gezien, Rob van Mil, Rotterdam, november 1994

Persoonlijk verslag v Adriaan van Mastrigt m.b.t. zijn verzetswerk te Hoek v Holland

Interview door Leen v Ooijen met Phulp Oprel, Westlandse Courant, 19 april 1995.

Rotterdams Jaarboekje 1952, pagina’s 152 – 178. Hoek v Holland tijdens de bezetting.

De bezetter bespied, Frank Visser, Uitg. W.J. Thieme, Zutphen 1983.

 

Afdeeldingen 1 t/m 5 archief St. Fort a/d Hoek v Holland.

Foto graf B. IJzerdraad, ‘ site Oorlogsgraven Stichting’.

 

Hoek van Holland, 27 februari 2018.

  1. Ruis, historisch onderzoek.

 

© St. Fort a/d Hoek van Holland.

Bunker Bremen.